De cellen van Gerechtigheid

De muren van de Burcht waren opgetrokken uit brokken Merganèthgraniet. Grauwe, scherpe stenen, die zo gekapt waren dat er geen voeg nodig was. Daardoor waren de wanden vrijwel onmogelijk te beklimmen, wist Qu’Mar uit ervaring.

Het pad der wetten voerde onder de onafzienbare muren langs, op weg naar de poort, en het bleef tegen hen fluisteren. Hij keek om naar Yen en zag haar schattend omhoog staren, de vele manlengten van de buitenmuren omhoog. Was ze al bezig met het plannen van een ontsnappingspoging? Hij gaf weer een rukje aan het touw dat haar polsen bond en ze struikelde.

Instinctief stapte hij naar haar toe, om te helpen. Haar voet zwiepte naar zijn enkels in een flitsende veegbeweging. Hij was maar net snel genoeg om op te springen. Yen zette zich af en stootte haar bij elkaar gebonden vuisten naar zijn gezicht. Zijn blok met gekruiste onderarmen sloeg haar terug naar de grond. Ondanks haar boeien rolde Yen soepel opzij en ze veerde overeind. Qu’Mar sprong weer, zette zich af tegen de kasteelmuur en schopte naar haar hoofd. Ze dook in elkaar en ontweek daarmee zijn ronde schop. Ze werd verrast doordat hij zich bovenop haar liet vallen. Een botte, maar effectieve techniek van de Pumbaar karavaan.

Hij rolde door en stond snel op. Een ruk aan het touw bracht Yen weer grommend in het gareel.

“Vervloekte Jinai,” grauwde de Zuster van Stilte. “Ik hoop dat je familie brandt in de Drakenvulkaan!”

Qu’Mar staarde haar kwaad aan. Hij voelde zijn ogen branden en heel even zag hij de felle reflectie in haar ogen. Ze keek weg en hij ademde diep in. Wist ze dat hij vreesde voor een dergelijk lot van de Vuurmarck karavaan? Het duurde even voordat de ademhalingsoefeningen het vuur in zijn binnenste wisten te temperen.

“Nog een klein eindje, Yen,” zei hij. Zijn stem klonk vervormd, alsof hij slagtanden in zijn mond had.

De poort zwaaide open toen ze dichterbij kwamen. De deuren waren van maancederhout, dat dezelfde eigenschappen had als het plaveisel van het pad der wetten. De magische planken van de poort verhaalden over Yens misdaden. Qu’Mar probeerde het hypnotiserende gefluister buiten te sluiten, terwijl de Grootmeester van de Orde van Gerechtigheid naar voren stapte, omgeven door allerlei wezens, allen getooid met het weegschaalinsigne van de Orde. Hij herkende zelfs drie Jinai in de gelederen van de Grootmeester. Qu’Mar glimlachte.

“U heeft kunnen aanhoren wat er over mijn gevangene gefluisterd wordt.”

De Grootmeester was een smalle, lange vrouw met een stekelige zwarte huid. Qu’Mar herinnerde zich haar preek nog goed, toen hij hier voor de laatste keer was. En haar eis in ruil voor zijn vrijgeleide.

“Krijgsmeester,” zei ze koeltjes. “Ik neem aan dat u snel uw weg wilt vervolgen. Wij nemen Yen Shinoda, Zuster van Stilte, Dochter van Honger graag van u over.”

Qu’Mar hield zijn hoofd schuin.

“Excuses, Grootmeester, ik begeleid haar bij voorkeur persoonlijk naar haar cel.”

“Werkelijk?” zei de Grootmeester. “Vertrouwt u de wachters die u zelf opgeleid heeft niet met die taak?”

Qu’Mar keek van zijn oud-leerlingen in haar wacht terug naar de Grootmeester. Met een geforceerde glimlach zei hij: “Uw wachters zijn zeer bekwaam. Ik wil enkel mijn missie volbrengen.”

De Grootmeester stapte opzij en zei: “Zo u wilt.”

De poort siste nog een aantal misstappen achter Yen aan, terwijl Qu’Mar haar naar binnen begeleidde. Twee wachters, die vele jaren geleden zijn trainingen gevolgd hadden, begeleidden hen rechtsaf, een trap af, een gewelfde galerij in. Achter betoverde tralies gromden, schreeuwden en brulden een plethora aan woeste wezens hen toe. Yen gaf haar ogen goed de kost en Qu’Mar attendeerde de bewakers op haar blik.

Aan het einde van het gewelf werd een cel voor haar geopend. Ze stapte naar binnen en keek hem aan.

“Dit is niet het einde, Jinai,” zei ze. Hij knikte en draaide zich om. Ze bleef ijzig stil, terwijl hij terugliep naar de ingang van de kerker.

 

Lees hier deel 3 van De Burcht van Berechting: de poorten van Veroordeling.